Gelet op de bespreking in de gemeenteraadscommissie Financiën dd. 1 juni 2021
Gunstig geadviseerd in het BCSD van 15 juni 2021
Gelet op het gunstig advies van de gezins- en welzijnsraad dd. 27 mei 2021
Gelet op het gunstig advies van de seniorenadviesraad dd. 31 mei 2021
Gezinstoelage budget voorzien op A_1.4.1./6.490.011 - jaarlijks 45.000 €
Zorgtoelage en zorgtoelage plus budget voorzien op A_1.4.2./6.490.013 en 6.490.014 - jaarlijks 150.000 € en 30.000 €
Decreet Lokaal Bestuur
Artikel 1
Onderstaande wijzigingen in het reglement sociale toelagen zullen van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2021.
1. Zorgtoelage
1.1.Vanaf 1.01.2020 en onder de hierna vermelde voorwaarden wordt een zorgtoelage toegekend aan personen met een beperking (rechthebbende).
1.2. Men dient op 1 januari van het aanvraagjaar ingeschreven te zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente Anzegem.
1.3. Afhankelijk van het soort attest en de voorwaarden waaraan men voldoet, ontvangt men één van onderstaande bedragen. Let wel: cumul van attesten is niet mogelijk.
Voor onderstaande categorieën (behalve voor categorie 1 voor mensen die in residentiële instelling verblijven) geldt dat men bestendig thuis moet verblijven.
categorie |
Zorgcriteria |
Leeftijd |
Bedrag/jaar |
Categorie 1 |
Attest zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte met 6-8 punten in de 3 pijlers samen of met min. 4 punten in de 1ste pijler
Attest FOD SZ met vermindering zelfredzaamheid van min.9 punten of attest zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte én bestendig verblijvend in residentiële instelling |
0 t.e.m. 20 jaar
Geen leeftijdsvoorwaarde |
70 euro
70 euro |
Categorie 2 |
RIZIV-attest
Attest FOD SZ met vermindering verdienvermogen tot 1/3 of minder
Attest FOD SZ met vermindering zelfredzaamheid van min.9 punten |
18 t.e.m. 64 jaar
18 t.e.m. 64 jaar
Vanaf 65 jaar |
140 euro
140 euro
140 euro |
Categorie 3 |
Attest zorgtoeslag voor kinderen met specifieke ondersteuningsbehoefte met minstens 9 punten in de 3 pijlers samen
Attest FOD SZ met vermindering zelfredzaamheid van minstens 9 punten
Attest FOD SZ met vermindering zelfredzaamheid van minstens 12 punten |
0 t.e.m. 20 jaar
18 t.e.m. 64 jaar
Vanaf 65 jaar
|
250 euro
250 euro
250 euro |
Verblijf in een residentiële instelling:
Voor deze rechthebbende wordt de verblijfstoestand op 01/01 van het aanvraagjaar in aanmerking genomen. Verblijft men op dat moment bestendig in een residentiële instelling dan kan men enkel zorgtoelage categorie 1 krijgen ongeacht of men over een attest beschikt dat recht zou geven op een hogere toelage.
Overlijden van de rechthebbende:
Bij overlijden van de rechthebbende in het refertejaar kan er geen zorgtoelage meer aangevraagd worden.
Bij overlijden van de rechthebbende in het aanvraagjaar kan de toelage waarop men voor het afgelopen jaar nog recht had enkel uitbetaald worden aan één van de onderstaande “rechthebbenden”.
De volgorde van rechthebbenden is:
Verhuis van de rechthebbende:
Indien de rechthebbende op 1/01 van het aanvraagjaar voldoet aan de voorwaarden en verhuist in de loop van het aanvraagjaar kan er nog een aanvraag voor betoelaging worden ingediend.
1.4. De berekening gebeurt op basis van het jaar dat het jaar van de aanvraag voorafgaat (=refertejaar). De uitbetaling gebeurt naar rata van het aantal volledige maanden waarin tijdens het refertejaar aan alle voorwaarden werd voldaan. Uitzondering hierop: personen die bestendig in residentiële instelling verblijven op 01/01 van het aanvraagjaar (categorie 1) krijgen het volledig toelagebedrag uitbetaald.
Deze toelage wordt toegekend en uitbetaald aan de persoon met een beperking of aan diens wettelijke vertegenwoordiger.
De uitbetaling gebeurt op het eind van het aanvraagjaar en indien aan alle voorwaarden werd voldaan.
Bekomt men in de loop van het aanvraagjaar een attest dat betrekking heeft op een vroegere periode dan het refertejaar en waarvoor men nog niet kon betoelaagd worden, dan zal de toekenning van de toelage gebeuren met terugwerkende kracht tot de datum waarop aan alle voorwaarden werd voldaan.
In geval van co-ouderschap zal aan beide ouders van het rechthebbende kind elk de helft van de toelage worden uitbetaald op voorwaarde dat beide ouders in de gemeente gedomicilieerd zijn op 1/01 van het aanvraagjaar. Is dit niet het geval dan krijgt enkel de ouder die in onze gemeente op die datum ingeschreven is de toelage.
1.5. De aanvragen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, dienen te gebeuren bij dienst Zorg en Welzijn tegen uiterlijk 1 oktober.
Wie voorheen reeds deze toelage werd toegekend, zal automatisch de aanvraagformulieren ontvangen.
1.6. De toelage kan worden teruggevorderd indien blijkt dat door de aanvrager een onjuiste en/of onvolledige aanvraag en/of dito attest werd ingediend.
1.7. Deze toelage kan niet gecumuleerd worden met de andere sociale toelagen met uitzondering van de palliatieve toelage.
2. Zorgtoelage plus
2.1. Vanaf 1.01.2021 en onder de hierna vermelde voorwaarden wordt een zorgtoelage plus toegekend indien de aanvrager aan de onderstaande voorwaarden voldoet.
2.2. De rechthebbende moet allereerst aan alle basisvoorwaarden voldoen vooraleer de bijkomende voorwaarden verder onderzocht worden. Voldoet men aan alle basisvoorwaarden én aansluitend aan de bijkomende voorwaarde dan kan de toelage uitbetaald worden.
Wanneer de rechthebbende voldoet aan onderstaande basisvoorwaarden kan een toelage van 300 euro uitbetaald worden.
Basisvoorwaarden:
- op 1/01 van het aanvraagjaar in Anzegem thuis gedomicilieerd zijn (wie in een residentiële instelling op ons grondgebied bestendig verblijft of gedomicilieerd is, kan niet van deze toelage genieten)
- recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming op 1 januari van het aanvraagjaar (te bewijzen met recent attest mutualiteit waaruit recht blijkt)
- over 1 van onderstaande attesten beschikken (afhankelijk van de leeftijd) op 1/01 van het refertejaar. Bekomt men slechts het attest in de loop van het refertejaar dan zal de uitbetaling gebeuren naar rata van het aantal volledige maanden waarin tijdens het refertejaar aan alle voorwaarden werd voldaan.
Zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsbehoefte (vroegere verhoogde kinderbijslag)
RIZIV 66% én jonger dan 65 jaar
FOD SZ met vermindering verdienvermogen én jonger dan 65 jaar
FOD SZ vermindering zelfredzaamheid minstens 9 punten
Zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden
- over een attest beschikken waaruit een vermindering van zelfredzaamheid blijkt van minstens 12 punten (zorgtoeslag, FOD SZ).
Bijkomende voorwaarde:
Wie een voldoende aandeel zorgkosten kan bewijzen, komt in aanmerking.
Welke zorgkosten tellen mee?
- remgelden mutualiteit/ opleg voor kine, logopedie, psychologische bijstand
- kortverblijf / dagopvang /aangepaste vakantie (*)
- kosten thuiszorgwinkel(huur/aankoop materiaal thuiszorg, incontinentiemateriaal)
- aankoop mobiliteitshulpmiddel (rollator, rolstoel, scooter, aanpassingen wagen,..) evenwel beperkt tot het niet via een andere instantie betoelaagde bedrag
- apotheekkosten
- vervoer door erkende vervoersdiensten
- uitgaven gezinshulp/oppas door erkende diensten
- aanpassingswerken woning ifv zorg bijv. traplift, badkamer, …Eventuele hiervoor ontvangen premies op lokaal en/of bovenlokaal niveau worden in mindering gebracht
- gemeentelijke gezinsbelasting
(*) vakantie: aangepaste vakantie voor mensen met zorg/beperking georganiseerd door sociale vereniging of ziekenfonds en met een minimumduur van 5 opeenvolgende dagen/beperkt tot 1 vakantie per jaar per gezinslid.
Merk op: indien meerdere rechthebbenden in een gezin kunnen bepaalde kosten die ten goede komen aan het ganse gezin slechts 1 keer worden ingebracht bijv gezinshulp, aanpassingswerken woning, …
Voor alle zorgkosten dienen de nodige bewijsstukken te worden bezorgd.
Het refertejaar voor de te bewijzen kosten is het kalenderjaar voorafgaand aan het aanvraagjaar.
Hoeveel zorgkosten moeten bewezen worden?
Naargelang de gezinssituatie en het daaraan gekoppeld refertegezinsinkomen dient een percentage zorgkosten te worden bewezen per aanvrager.
- De gezinssituatie op 1/01 van het aanvraagjaar telt.
- Voor de bepaling van het refertegezinsinkomen wordt het gemiddeld maximum jaarbedrag van het inkomen voor Verhoogde Tegemoetkoming (VT) genomen van toepassing in het aanvraagjaar.
- Naargelang het bewezen percentage zorgkosten heeft men recht op een toelage van 500 euro of 600 euro per gezinslid die aan de voorwaarden voldoet.
Volgende tabel biedt een overzicht van het te bewijzen kostenpercentage:
toelage |
alleenstaand |
Indien 1 persoon rechthebbende in gezin van 2 leden of meer |
Indien 2 personen rechthebbende in gezin van 2 leden |
Indien 2 personen of meer rechthebbende in gezin van 3 leden of meer |
refertegezinsinkomen |
bedrag VT gerechtigde |
bedrag VT gerechtigde |
bedrag VT gerechtigde verhoogd met 1 keer het bedrag van een bijkomend gezinslid |
bedrag VT gerechtigde verhoogd met 2 keer het bedrag van bijkomende gezinsleden |
Toelage 500 euro |
15% zorgkosten bewijzen van het gezinsinkomen |
20% zorgkosten bewijzen van het gezinsinkomen |
20% zorgkosten bewijzen van het gezinsinkomen |
20% zorgkosten bewijzen van het gezinsinkomen |
Toelage 600 euro |
20% zorgkosten bewijzen van het gezinsinkomen |
25% zorgkosten bewijzen van het gezinsinkomen |
25% zorgkosten bewijzen van het gezinsinkomen |
25% zorgkosten bewijzen van het gezinsinkomen |
Vrijstelling: als erkenning voor de zware zorgsituatie, de daarmee gepaard gaande hulp voor zorgondersteuning (ongeacht of men beroep doet op professionele hulp of hulp van mantelzorgers, familie, buren, …) en mede de financiële impact op het gezinsbudget krijgt iedere rechthebbende een kostenforfait van 1000 euro. Voor deze forfait hoeft men geen bewijsstukken voor te leggen.
Overlijden van de rechthebbende:
Bij overlijden van de rechthebbende in het refertejaar kan er voor die persoon geen zorgtoelage plus aangevraagd worden.
Bij overlijden van de rechthebbende in het aanvraagjaar kan de zorgtoelage plus waarop men voor het afgelopen jaar nog recht had, enkel uitbetaald worden aan één van de onderstaande “rechthebbenden”.
De volgorde van rechthebbenden is:
Verhuis van de rechthebbende:
Indien de rechthebbende op 1/01 van het aanvraagjaar voldoet aan de voorwaarden en verhuist in de loop van het aanvraagjaar kan er nog een aanvraag voor betoelaging worden ingediend.
2.3. De aanvragen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, dienen te gebeuren bij dienst Zorg en Welzijn.
De aanvragen gebeuren in de loop van het aanvraagjaar en uiterlijk tegen 1 oktober en hebben betrekking op het vorige kalenderjaar (= refertejaar)
2.4. De uitbetaling gebeurt op het eind van het aanvraagjaar en indien aan alle voorwaarden werd voldaan. Deze toelage wordt toegekend en uitbetaald aan de rechthebbende of aan diens wettelijke vertegenwoordiger. De uitbetaling gebeurt naar rata van het aantal volledige maanden waarin tijdens het refertejaar aan de voorwaarden werd voldaan.
In geval van co-ouderschap zal aan beide ouders van het rechthebbende kind elk de helft van de toelage worden uitbetaald op voorwaarde dat beide ouders in de gemeente gedomicilieerd zijn op 1/01 van het aanvraagjaar. Is dit niet het geval dan krijgt enkel de ouder die in onze gemeente op die datum ingeschreven is de toelage.
2.5. De toelage kan worden teruggevorderd indien blijkt dat door de aanvrager een onjuiste en/of onvolledige aanvraag en/of dito attest werd ingediend.
2.6. Deze toelage kan niet gecumuleerd worden met de andere sociale toelagen met uitzondering van de palliatieve toelage.
3. Gezinstoelage
3.1. Vanaf 1.01.2020 en onder de hierna vermelde voorwaarden wordt een gezinstoelage toegekend indien de aanvrager aan de onderstaande voorwaarden voldoet.
3.2. Men dient op 1 januari van het aanvraagjaar ingeschreven te zijn in de bevolkingsregisters van de gemeente Anzegem. Indien er binnen het gezin een persoon bestendig in een residentiële instelling verblijft, zal deze persoon niet meegeteld worden als gezinslid voor de berekening van de gezinstoelage en ook diens inkomen zal niet meegeteld worden.
3.3. Tot een gezin behoren de aanvrager van de toelage en alle personen die met hem of haar op 1 januari van het jaar van de aanvraag op dat adres ingeschreven zijn.
Alle inkomens van die personen zullen meetellen voor het gezinsinkomen bedoeld in artikel 4 en 5 met uitzondering van gezinsleden die bestendig in een residentiële instelling verblijven maar wiens domicilie nog thuis staat.
3.4. Met het gezinsinkomen wordt bedoeld:
- Het gezamenlijk belastbaar inkomen van alle gezinsleden, vermeerderd met de belastingvermindering op de belastingvrije sommen, verminderd met de basisbelasting, de gemeentebelasting en de forfaitaire gemeentelijke gezinsbelasting.
- Kadastraal inkomen (K.I.):
Welke kadastrale inkomens tellen mee:
Alle bebouwde en/of onbebouwde onroerende goederen waarvan men de volle eigendom heeft of het vruchtgebruik in het aanslagjaar en dit zowel in binnen- als in buitenland. Er wordt geen rekening gehouden met goederen die men in naakte (blote) eigendom heeft.
Wat betreft de eigen woning wordt er 850 euro niet-geïndexeerd kadastraal inkomen (NGKI) vrijgesteld.
Berekening kadastraal inkomen is als volgt:
Overschrijdend bedrag x index van aanslagjaar x 10.
In geval nog bijkomende (on)bebouwde goederen wordt het geïndexeerd kadastraal inkomen hiervan tienvoudig meegerekend.
Het aldus bekomen resultaat wordt bij het gezinsinkomen gevoegd.
De geïndexeerde kadastrale inkomens zijn die van het referentiejaar zoals bedoeld in artikel 5.
3.5. Voor de bepaling van het gezinsinkomen worden de inkomsten meegerekend van alle gezinsleden van het 2de jaar vóór het jaar van de aanvraag= referentiejaar.
Uitzonderingen
In geval van leefloon in het jaar voor het aanvraagjaar:
- indien het inkomen van het éérste jaar vóór het jaar van aanvraag slechts leefloon en kadastraal inkomen bevat, wordt dit jaar in aanmerking genomen.
In geval van overlijden:
- Ingeval een belastingplichtig gezinslid overlijdt in het jaar voorafgaand aan het aanvraagjaar: dan telt het inkomen van het aanslagjaar nog volledig mee alsook de gezinscoëfficiënt
- Ingeval een belastingplichtig gezinslid overlijdt in het aanvraagjaar dan telt het inkomen van het aanslagjaar breuksgewijs mee à rata van het aantal volledige maanden dat de persoon nog in leven was en deel uitmaakte van het gezin. De gezinscoëfficiënt voor dat gezinslid wordt nog volledig meegeteld.
Voor het bepalen van het gezinsinkomen dienen volgende bewijsstukken te worden voorgelegd:
- Aanslagbiljet personenbelasting en aanvullende belastingen FOD Financiën van het te bewijzen inkomstenjaar. Bij ontstentenis hiervan en als de aanvrager gebruik maakt van ander bewijsmateriaal geeft hij volmacht aan het gemeentebestuur om het aanslagbiljet bij de belastingdiensten op te vragen.
- Ingeval van leefloon dient attest OCMW te worden afgeleverd met vermelding van het uitbetaalde bedrag voor het te bewijzen inkomstenjaar.
- Aanslagbiljet(ten) onroerende voorheffing van het referentiejaar van alle eigendommen waarover het gezin beschikt zowel in binnenland als in buitenland.
3.6. Als bescheiden inkomen wordt beschouwd:
Een gezinsinkomen zoals bepaald in artikel 4 dat niet hoger is dan:
het leefloon van een alleenstaande van het refertejaar (gelijk aan de som van 12 maandelijkse leeflonen van dat jaar) x gezinsbestedingscoëfficiënt.
De gezinsbestedingscoëfficiënt is een maat voor de uitgaven die een gezin moet doen voor elk van zijn leden en wordt bepaald door de leeftijd en de gezinssamenstelling.
Gezinsbestedingscoëfficiënt:
= standaardcoëfficiënt 1 verhoogd met de bestedingscoëfficiënt:
Dit aldus bekomen maximuminkomen wordt hierna “plafond” genoemd.
De leeftijd bereikt op 1/01 van het aanvraagjaar wordt in aanmerking genomen.
3.7. Indien men het “plafond” zoals bekomen in artikel 6 niet overschrijdt, bedraagt het bedrag van de gezinspremie € 140.
3.8. De aanvragen, vergezeld van de nodige bewijsstukken, dienen te gebeuren bij de dienst Zorg en Welzijn. Wie voorheen reeds deze toelage werd toegekend, zal automatisch de aanvraagformulieren ontvangen.
De aanvragen gebeuren in de loop van het aanvraagjaar en tegen uiterlijk 1 oktober.
De uitbetaling volgt in de loop van de maand december.
3.9. Deze toelage kan niet gecumuleerd worden met de andere sociale toelagen met uitzondering van de palliatieve toelage.
Art.2: Het reglement wordt bekendgemaakt op de website van de gemeente/OCMW.
Art.3: Deze beslissing wordt ter beschikking gehouden van de toezichthoudende overheid, conform de regels vervat in het Decreet Lokaal Bestuur.